Tips voor het Borgen van een Spuiventilatieberekening

Net zoals bij daglicht en ventilatie, geldt voor de spuiventilatie van nieuwbouwprojecten dat te openen ramen of deuren binnen 2 meter van de perceelsgrens niet meetellen. Wanneer het bouwwerk grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt deze afstand gemeten tot het midden van die weg, dat water of dat groen.

Het is belangrijk dat kwaliteitsborgers hier alert op zijn. Deze regel wordt door verschillende bouwplantoetsers regelmatig over het hoofd gezien. Let daarnaast op situaties waarin de woning net iets verschoven wordt ten opzichte van het perceel, aangezien dit ook invloed kan hebben.

Figuur: Bepalen J

Bij het berekenen van spuiventilatie wordt rekening gehouden met de openingshoek van een spuicomponent, uitgedrukt in graden (°). Aan de hand van bovenstaande figuur bepaal je de factor ‘J’. Dit is de vermenigvuldigingsfactor die overeenkomt met de maximale geopende stand van het spuicomponent.

‘J’ speelt een cruciale rol in de berekening, aangezien de formule wordt vermenigvuldigd met deze factor. Het verschil tussen J = 0,1 en J = 1,0 resulteert bijvoorbeeld in een factor 10 verschil in de uitkomst. Helaas wordt ‘J’ vaak onterecht op 0,6 gezet door bouwplantoetsers, hetgeen impliceert dat een raam 30° geopend kan worden. Dit is echter zelden het geval bij kiepramen.

Een veilige, forfaitaire waarde ligt tussen 5° en 10° wanneer de maximale openingshoek onbekend is. In dergelijke gevallen hanteren wij een J van 0,25.

U kunt dit eenvoudig terug vinden in onze berekening. 

Naast de waarde J, vind je ook de waarde V.

V = de snelheid van de spuiopening. Dit moet altijd 0,1 of 0,4 zijn. 

Onderstaand de uitleg van de NEN 1087.

v = 0,1 m/s

bij spuiventilatie die tot stand komt via één of meer spuicomponenten in:

• slechts één gevel;
• een gevel en (een) spuicomponent(en) in een aangrenzende gevel, waarbij de inwendige hoek groter is dan 90°;
•  één dakvlak;
•  één dakvlak en (een) spuicomponent(en) in een aangrenzend dakvlak, of één dakvlak en (een) spuicomponent(en) in een achtergelegen dakvlak waarbij beide dakvlakken een helling hebben kleiner of gelijk aan 23°;

v = 0,4 m/s

bij spuiventilatie die tot stand komt via spuicomponenten in:

• twee niet aan elkaar grenzende gevels;
•  een gevel en (een) spuicomponent(en) in een aangrenzende gevel, waarbij de inwendige hoek kleiner dan of gelijk is aan 90°;
• een gevel en (een) spuicomponent(en) in een dakvlak, of
• één dakvlak en (een) spuicomponent(en) in een achtergelegen dakvlak, waarbij ten minste één van de dakvlakken een helling heeft die groter is dan 23°.

Wanneer de waarde 0,1 is ingevuld, is verdere controle in principe niet nodig. Bij waarden van 0,4 kun je echter controleren of dit logisch is en in hoeverre de factor 4 invloed heeft op de uitkomst. In het bovengenoemde voorbeeld, waar het totaal 1846 l/s bedraagt terwijl slechts 239 l/s nodig is, zie je dat er een verschil van factor 4 in de formule zit. Dit kun je eenvoudig controleren door 1846/4 = 461 te berekenen. Zelfs als de adviseur hier per ongeluk 0,4 heeft gebruikt in plaats van 0,1, blijft de uitkomst correct. Hierdoor vormt dit geen probleem.