Tips voor het Borgen van een Daglichtberekening

Auteur: Drs. Tim Mijzen

Daglichtfactor of Daglichtberekening?

Volgens het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL) is officieel een daglichtfactorberekening vereist. Deze verplichting zou oorspronkelijk ingaan op 1 juli 2023, maar de invoering is herhaaldelijk uitgesteld. Hierdoor blijven de artikelen uit het Bouwbesluit 2012 met betrekking tot daglicht van toepassing op alle lopende projecten (dit geldt alleen voor het onderdeel daglicht). Veel kwaliteitsborgers en gemeenten accepteren overigens wel een daglichtfactorberekening, aangezien de benodigde software hiervoor al beschikbaar is. Ook dit kunt u bij ons afnemen net zoals de daglichtberekening.

Welke type projecten lopen risico?

De daglicht eisen variëren afhankelijk van de gebruiksfunctie. Zo voldoet een kantoorfunctie doorgaans eenvoudiger aan de eisen dan een woonfunctie. Woonfuncties, met name appartementen en seriematige projecten (zoals bij projectmatige bouw en niet particulier opdrachtgeverschap), blijken het meest kritisch, omdat hier een eis van 10% van toepassing is.

Appartementencomplexen lopen hierbij een extra risico, omdat voor de meeste appartementen een buitenruimte verplicht is. Hetgeen vaak resulteert in balkons en verspringende gevels, welke overstekken en zijbelemmeringen creëren. Deze elementen kunnen de daglichttoetreding aanzienlijk beperken.

Waar moet je als kwaliteitsborger scherp op zijn met betrekking tot daglichtberekening?

Een daglichtberekening kijkt naar het werkelijke glasoppervlakte van een raam (dus niet de kozijnen) en corrigeert de daglichttoetreding (Ae,i) voor zij belemmeringen (α), overstekken (β) en bij hellende daken (ε). Controleer daarom altijd of de α, β en ε correct zijn meegenomen in de formules, want dit heeft een grote impact op de daglichttoetreding. 

Daarnaast zit er in de formule een reductiefactor voor lichtdoorlatende materialen (LTA). Als de Clta < 0,6 is, dient er een extra reductie te worden opgenomen. De formule voor Clta = LTA/ 0,6. Is de LTA > 0,6 dan is de factor gelijk aan 1. Over het algemeen heeft Triple glas een LTA tussen de 0,6 en 0,75 en dubbel glas een LTA tussen 0,7 en 0,85. Hierdoor is een Clta van 1 het meest gebruikelijk. 

Het is zeker aan te raden om als kwaliteitsborger de LTA-waarde van het toegepaste glas op te vragen. Deze informatie zou beschikbaar moeten zijn en is vooral belangrijk bij nieuwbouwprojecten, aangezien daar een BENG-berekening verplicht is.

Bij veel BENG-berekeningen wordt een lagere Ggl-waarde (g-waarde van glas) gebruikt om het risico op oververhitting te verminderen of om te voldoen aan de BENG 1-eis. Hoe deze lagere Ggl-waarde wordt gerealiseerd, hangt volledig af van de fabrikant en het type glas dat wordt toegepast.

Een veelgebruikte oplossing is het toepassen van Low-E coatings. Deze coatings zijn speciaal ontworpen om de transmissie van infraroodstraling (warmte) te beperken, terwijl het zichtbare licht grotendeels wordt doorgelaten. Ze werken door langgolvige warmtestraling te reflecteren en dragen daarmee bij aan een lagere g-waarde zonder de LTA-waarde significant te verlagen.

Wees dus alert op de specificaties van het glas, omdat dit van invloed kan zijn op zowel de energieprestatie als de daglichttoetreding van het gebouw.

Waar en hoe herken je dit in onze berekening?

De GGL-waarde kunt u terug vinden in de BENG berekening, dit staat onder bouwkundige bibliotheek op pagina 1-2 van de berekening. 

Dubbel glas heeft standaard een ggl van 0,6, een triple standaard een ggl van 0,5.

Herkennen G-waarde BENG: Kwaliteitsborging

De onderstaande afbeelding toont hoe wij het daglicht presenteren. De waarden voor α, β, ε, en Clta zijn rood omkaderd.

Daglicht risico belemmeringen kwaliteitsborging

Controleer ook in hoeverre de verblijfsruimtes voldoen aan de gestelde eisen. Als alle ruimtes ruim boven de vereisten uitkomen, is een strenge controle op α, β, ε en Clta minder noodzakelijk. Echter, wanneer een ontwerp slechts nét aan de eisen voldoet, is extra nauwkeurigheid vereist.

In het voorbeeld hierboven voldoet het ontwerp precies aan de minimale eis: de vereiste waarde is 5,3, en het totaal komt ook exact uit op 5,3. Dit maakt het ontwerp bijzonder foutgevoelig tijdens de uitvoering.

De oorzaak kan zijn dat de raamoppervlaktes precies voldoende zijn berekend voor de grootte van het verblijfsgebied, of dat de krijtstreepmethode is toegepast om het verblijfsgebied fictief te verkleinen. Beide situaties brengen risico’s met zich mee.

Risico’s in de uitvoering

Wanneer een ontwerp met minimale marge voldoet aan de eisen, rust de verantwoordelijkheid op de aannemer om ervoor te zorgen dat de uitvoering exact overeenkomt met de berekeningen. Dit brengt aanzienlijke risico’s met zich mee, aangezien zelfs kleine afwijkingen kunnen leiden tot het niet meer voldoen aan de eisen.

Fouten ontstaan snel, vooral omdat de berekeningen doorgaans zijn gebaseerd op de precieze glasoppervlakken zoals getekend. Stel bijvoorbeeld dat de raamafmetingen gelijk blijven, maar dat het kozijn dikker wordt. Hierdoor wordt het glasoppervlak kleiner, wat direct kan betekenen dat het ontwerp niet meer aan de eisen voldoet. Een ander risico ontstaat als het glas een lagere LTA-waarde heeft dan berekend, bijvoorbeeld vanwege kostenbesparing of het inschakelen van een andere fabrikant. Ook dit kan ervoor zorgen dat het ontwerp niet meer voldoet.

De kwaliteitsborger speelt hierin een cruciale rol en kan deze problemen aanpakken en oplossen door middel van zorgvuldige borging. Dit soort situaties vormen vaak knelpunten, omdat zelfs minimale afwijkingen het verschil kunnen maken tussen wel of niet voldoen. Het is daarom essentieel om juist op deze kritieke punten extra aandacht te besteden en zorgvuldig te controleren. Twijfel dan ook niet om contact met ons op te nemen als je hier extra uitleg over wilt hebben.

Delen via social media