BENG: De Resultaten van Uniec3

Auteurs: Drs. Tim Mijzen, Bsc. Anouk van Duijven

Jaarlijkse hoeveelheid energiegebruik voor de energiefunctie

Jaarlijkse hoeveelheid energiegebruik voor de energiefunctie

De eerste tabel presenteert de jaarlijkse hoeveelheid energiegebruik voor de energiefunctie. Hierin wordt een onderscheid gemaakt in de volgende energiefuncties:

  • Verwarming
  • Warm tapwater
  • Koeling
  • Ventilatie
  • Verlichting (alleen voor utiliteitsbouw)
  • Bevochtiging (komt zelden voor)
  • Ontvochtiging (komt zelden voor)

De bovenstaande tabel geeft het jaarlijkse energiegebruik per functie weer met de daarbij behorende hulpenergie. In het energiegebruik wordt een onderscheid gemaakt tussen niet-primaire en primaire energie. Niet-primaire energie is het energiegebruik op de meter. Primaire energie is de energie die nodig is om deze geleverde niet-primaire energie te produceren.

Niet-primaire energie

De niet-primaire energie wordt berekend met formules en opgesteld in de NTA 8800. Deze formules verschillen per energiefunctie en soort installatie. Bovenstaande tabel is een voorbeeld van een woning met een bodem warmtepomp. Hiervoor wordt de niet-primaire energie berekend door de geleverde warmte van de warmtepomp te delen door de Coëfficiënt Energieprestatie (COP), die weergegeven zijn bij de installaties.

Door opwekker geleverde warmte

Voorbeeld, 14983 / 4,4 = 3405 kWh

Primaire energie

De primaire energie wordt berekend door de niet-primaire energie door het te vermenigvuldigen met de primaire energiefactor. Deze energiefactor verschilt per energiedrager zoals gas, elektriciteit en olie en deze factor wordt gehaald uit tabel 5.2 van NTA 8800. In het voorbeeld is de energiedrager elektriciteit en dat heeft een energiefactor van 1,45, dus 3405 x 1,45 = 4937 kWh. Deze energiefactor is dus de verhouding tussen de energie die nodig is om de geleverde energie te produceren en de geleverde energie. Deze verhouding is hetzelfde tussen de niet-primaire hulpenergie en de primaire hulpenergie.



Jaarlijkse karakteristieke energiegebruik

resultatensectie BENG-berekening

De tweede tabel presenteert het jaarlijkse karakteristieke energiegebruik, dit is het deel van het energiegebruik gepresenteerd in de eerste tabel dat niet gedekt wordt door energie dat is opgewekt op eigen perceel. Het primaire energiegebruik inclusief hulpenergie is het totaal van de eerste tabel te samen, dus 11463 + 1708 = 13171 kWh. De opgewekte elektriciteit is de energie die is opgewekt op eigen perceel, dit is meestal door zonnepanelen maar kan ook door andere zonnestroom opwekkers, micro-WKK installaties, warmtekrachtinstallaties of wind energiesystemen. Het jaarlijkse karakteristieke energiegebruik is dan het primaire energiegebruik min de opgewekte energie, dus 13171 – 6614 = 6557 kWh. Dit is dan het aandeel dat niet geleverd wordt door energie geproduceerd op eigen perceel. 



Jaarlijks hernieuwbare hoeveelheid hernieuwbare energie per energiefunctie

Jaarlijkse hoeveelheid hernieuwbare energie

De derde tabel presenteert de jaarlijkse hoeveelheid hernieuwbare energie dat per energiefunctie weergeeft wat het aandeel hernieuwbare energie is. Hernieuwbare energie is de energie die geproduceerd wordt van niet uitputbare bronnen zoals zonne- en windenergie. Het aandeel hernieuwbare energie is bepaald door de primaire energie om te rekenen naar het nuttig gebruikte hernieuwbare energie met een energiefactor bepaald door de NTA 8800. 



Elektriciteitsgebruik op de meter

Elektriciteitsgebruik op de meter

De vierde tabel presenteert de geschatte elektriciteitsgebruik op de meter dat overeenkomt met het geleverde niet-primaire energiegebruik. De gebouwgebonden installaties aandeel komt overeen met de som niet-primaire energie van alle energiefuncties in de eerste tabel. Dus, 3405 + 3561 + 940 + 258 + 920 = 9084 kWh. Het aandeel niet gebouwgebonden installaties is het aandeel in elektriciteitsgebruik door huishoudelijke apparatuur, computers, machines etc. Voor woningbouw is er een standaard elektriciteitsgebruik te hanteren, namelijk 2600 kWh, dit is een geschat gemiddelde voor woningen.

Utiliteitsgebouwen

Voor utiliteitsgebouwen is het moeilijker om dit gebruik in te schatten en daarom is er geen standaard voor dit soort gebouwen. Het is wel mogelijk om een eigen waarde hiervoor in te vullen, maar dit is vaak niet bekend. De opgewekte elektriciteit is de niet-primaire energie en komt daarom niet overeen met de tweede tabel, maar deel de opgewekte energie van de tweede tabel door de energiefactor van 1,45 om tot de niet-primaire energie te komen. Dus, 6614 / 1,45 = 4561 kWh.

Totale elektriciteitsgebruik

Het totale elektriciteitsgebruik op de meter is dan het gebruik van de gebouwgebonden en niet gebouwgebonden installaties bij elkaar opgeteld en door de opgewekte elektriciteit er vanaf te trekken krijg je het totaal. Dus, 9083 + 2600 – 4561 = 7122 kWh aan geleverde elektriciteit. 

Oppervlakten

Oppervlakten Uniec3

De vijfde tabel presenteert de verhouding tussen het Gebruikersoppervlakte (GBO) en het verliesoppervlakte. Het GBO is overeenkomstig met het totale gebruiksoppervlakte van alle rekenzones gedefinieerd bij indeling gebouw. Het totaal van alle verliesoppervlaktes is het gebouw gewogen met weegfactoren die afhankelijk zijn van de begrenzing en gedefinieerd in de NTA 8800. De compactheid is de verhouding tussen het GBO en het verliesoppervlakte, bijvoorbeeld 575,33 / 220,56 = 2,61. 

CO2- emissie

resultatensectie BENG-berekening

Daarnaast is het volgens de NTA 8800 verplicht om de CO2-emissie van het gebouw te presenteren. De bepaling van de CO2-emissie heeft op dit moment alleen nog maar een informatieve functie. De CO2-emissie wordt bepaald met de CO2-emissie coëfficiënt die verschilt per energiedrager en wordt berekend in tabel 5.3. Voor elektriciteit is deze coëfficiënt 0,34 en de CO2-emissie wordt op dezelfde manier berekend als de jaarlijkse karakteristieke energiegebruik maar de energiefactor (1,45) wordt vervangen door de CO2-emissie coëfficiënt.

Energieprestatie

resultatensectie BENG-berekening

De tabel ‘Energieprestatie’ toont de resultaten in vergelijking met de eisen. Er zijn vier indicatoren waar een gebouw aan moet voldoen, namelijk de energiebehoefte-indicator, de primaire-fossiele-energie-indicator en het aandeel hernieuwbare energie. De eisen hiervoor zijn bepaald in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL) en verschillen per gebruiksfunctie.

De energiebehoefte is de totale jaarlijkse warmte- en koudebehoefte van het gebouw gedeeld door de totale gebruiksoppervlakte. De primaire fossiele energie indicator is de jaarlijkse karakteristieke energiegebruik (tweede tabel) gedeeld door het gebruiksoppervlakte. Bijvoorbeeld, 6557/220,56 = 29,73 kWh/m2. 

Het aandeel hernieuwbare energie is het hernieuwbare energiegebruik per jaar (derde tabel) gedeeld door het totaal van de hernieuwbare energiegebruik en karakteristieke energiegebruik keer 100%, bijvoorbeeld (20991/(20991+6557))*100% = 76,1%. De absolute waarde voor deze indicator wordt weergeven als hernieuwbare energie indicator. Berekend door het hernieuwbare energiegebruik per jaar gedeeld door de gebruiksoppervlakte, 20991/220,56 = 95,17. 

De TOjuli-indicator wordt weergegeven in een aparte tabel voor rekenzones waar geen actief koelsysteem aanwezig is. De eisen hiervoor staan vastgesteld in het BBL. Het resultaat hangt af van de koudebehoefte en de oriëntaties van de verschillende verliesoppervlaktes. 

Als laatste wordt de netto-warmtebehoefte-indicator weergegeven voor gebouwen waarbij alleen de netto-warmtebehoefte relevant is. Dit is de netto-warmtebehoefte per jaar gedeeld door het gebruiksoppervlakte.

Delen via social media